Dit gedicht schreef Klaas voor mij
omdat hij niet meer wist waar ik
woonde, mij niet kon bereiken en het miste samen te
musiceren.
 

 

Gij die belichaamt
illustre poëten uit uw mond
als geregen paarlen
welt hun waarheid
open uw mond 's dichters wel
en hart tot hart
het manlijk woord klinkt
tussen dieren dierbaar mens
man naar mijn hart
mijn bron mij enige toeverlaat
verloren in deze razende woestenij alom
doelloos leef ik niet meer
een toon van u bindt heel 't heelal weer
strekt mijn hals richt mijn schrede
mijn tong wacht en wil reiken
mijn tong nu stil als dood verlamd mijn hand
mijn been stokt
ligt gij diep begraven
laat in augustus

een immense gestalte rijst voor mijn ogen
Shakespeare drinkt port
verdicht intenser geeft hij leven weer
zwaarder wat vrolijk voortglijdt zoet
wat zuur is ten troost aan die ver zoeken
wie vangt zijn toon
de schepper ligt begraven diep onder 't woud
Heine dronk zijn rijnwijn gretig
later versomberd beaujolais
vermocht niet meer verkwikken zijn leden
en geschriften wie begreep zijn geest
hij stierf

mooi zingen is het einddoel niet
Cygne terrible
musicus est de wilde
die zijn hals rekt
en schreeuwt verdicht zijn lang leven
een moment

een leven vol verdichting
onder mensen waart gij enkel vogel
mensen zwoegen en leggen zich toe
gij stond en zong
in één vattend
de man zijn wereld
is zijn toon
hij spant zijn boog niet trilt zijn hand
reikt tot zijn horizon
zijn stem schalt
en roert 's harten kiem

 

 

 

luister gij verdwaasden luister nog
naar de stem
die manstaal spreekt
op toon
waarzonder in het geruis der wereld
orde ondergravend toonloos
men onder gaat
naar de stem
luistere men
werkelijk nog
is het gezongen woord

gij manmoedig groot is uw gestalte
zwaan van het IJ uw
naam roept klopt mij in 't hart
der geroepenen eerste
die stierf nabij in Provence
en hem die
na achttien jaar zwijgen
't meesterwerk schiep
zijt gij het duiveëi
dat ongeweten
noemend het oude
een nieuwe wereld heeft ontsloten

dronk ik met u de krachtige wijn
eens lachte ik u toe
mij zong het woord
ik kende het niet ik zag
maar bracht niet uit het heil
ons waardig nog
viel de angst mij om 't hart
zag ik in verten toen gij waart nabij
nu mis ik u
schamel lezend
wat eens mij zong.

 
       
  Klaas Govers (februari 1983)      

 



 

Ik zag Klaas voor het eerst op het Conservatorium van de vereniging "Muzieklyceum". In een zaal van het Concertgebouw repeteerden we in de eerste week koorgezang met o.a. werken van Bach en Monteverdi.
Klaas kwam iets te laat binnen, maar dat scheen hem niet te deren. Voor mij leek zijn persoonlijkheid de gehele ruimte te vullen, ja, sterker nog, het was alsof hij al het aardse ontstegen was.




     

Klaas Govers, augustus 1986
   
         
                 
 
< Een persoonlijke noot
        GEDICHT 2 >